Hoofdstuk 9 - Jezus' dood en verrijzenis
© Jos Stollman 2010
Kruisdood
En dan is daar het verhaal over Jezus' levenseinde. Dat hij een wrede kruisdood gestorven is, is zeker mogelijk, zelfs
waarschijnlijk omdat er ook door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus terloops gewag van wordt gemaakt. Velen trof dat lot, zeker
wie op een of andere manier verdacht werd van subversieve activiteiten tegen het Romeinse oppergezag. Het is goed mogelijk dat zijn
ideeën op deze wijze werden geïnterpreteerd door de lokale heersers en het is ook zeker mogelijk dat daar verraad uit orthodox
joodse kring bij betrokken was. We weten het niet.
Opstanding
Resteert nog die mysterieuze verrijzenis. Inmiddels mag duidelijk zijn dat de vroegste Joods-christelijke groeperingen geen
lichamelijke opstanding kenden. Het Thomas-evangelie, de enige vóór-Paulinische bron, spreekt er niet over en de Thomas-christenen
hebben er zeker geen geloof aan gehecht, anders zou het evangelie van Johannes er geen apart hoofdstuk aan hoeven wijden om hen
terecht te wijzen. Ook het evangelie van Marcus kende het opstandingsverhaal oorspronkelijk niet.
Laten we een kijkje nemen in de verschillende evangeliën en zien wie er als getuigen van de opstanding naar voren worden geschoven.
Bij Marcus treffen drie vrouwen (Maria Magdalena, Maria de moeder van Jacobus, en Salome) het graf leeg aan en een jonge man zegt
hen: "Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij hem zien, zoals hij u gezegd heeft." Hier eindigde voorheen dit evangelie. Later
wordt toegevoegd dat Jezus allereerst aan Maria Magdalena verscheen, vervolgens aan twee van zijn metgezellen en daarna aan de elf.
Bij Mattheus treffen de twee Maria's het graf leeg aan en een engel verwijst hen, gelijk bij Marcus, naar Galilea. Vervolgens
verschijnt Jezus aan deze twee vrouwen. Later verschijnt hij aan zijn leerlingen in Galilea. Belangwekkend is de toevoeging van
Mattheus dat de hogepriesters het verhaal in omloop brengen dat Jezus' leerlingen zijn lichaam zijn komen stelen en dat dat verhaal
onder de joden wordt verteld 'tot op de dag van vandaag', dat is dus aan het einde van de eerste eeuw.
Bij Lucas treffen 'de vrouwen die uit Galilea met hem meegekomen waren' het graf leeg aan. Met name genoemd worden weer dezelfde
twee Maria's en een Johanna. Twee mannen in stralend wit gewaad spreken hen aan met de woorden "Wat zoekt ge de levende bij de
doden?". Dan volgt het bekende verhaal van de Emmaüsgangers, Jezus' verschijning aan twee van zijn volgelingen. Als deze bij de elf
in Jeruzalem komen, melden dezen (bijna terloops) dat Jezus aan Simon (Petrus) is verschenen. Tenslotte verschijnt hij aan hen
allen.
Bij Johannes komt Maria Magdalena alleen bij het graf, treft het leeg aan en meldt dit aan Petrus en de leerling die Jezus
liefhad. Dan verschijnt Jezus aan Maria en spreekt onder meer de vaak aangehaalde woorden: "noli me tangere" ("houd mij niet
vast"). Vervolgens verschijnt Jezus aan de leerlingen en volgt het beroemde verhaal van de 'ongelovige Thomas'.
Paulus tenslotte vermeldt in zijn eerste brief aan de Korinthiërs dat Jezus eerst aan Kefas (=Petrus) verscheen en daarna aan de
twaalf.
Maria Magdalena als getuige
Wat kunnen we uit deze verhalen opmaken? Allereerst is er de duidelijk centrale rol van Maria Magdalena als getuige van de
opstanding. Alleen bij Lucas en Paulus (die historisch gezien ook bij elkaar horen, Lucas is waarschijnlijk iemand uit de naaste
omgeving van Paulus geweest) wordt Petrus als eerste getuige naar voren geschoven. Deze claim was vooral van belang voor de
bisschoppen van Rome die zich er zo op konden beroepen in de lijn van de eerste getuige te staan.
De andere evangelisten voeren Maria Magdalena op als de ultieme getuige van Jezus' fysieke verrijzenis. Als we daar nu het
evangelie van Maria naastleggen waarin zij getuigt van een visioen waarin Jezus aan haar verscheen, krijgt deze bewijslast een heel
ander karakter. Waar Maria spreekt van een verschijning in een visioen, wordt dit door anderen later geïnterpreteerd als een
lichamelijke verschijning. Het 'houd mij niet vast', dat spiritueel uitgelegd kan worden, wordt daarbij veranderd in 'raak mij niet
aan'. Leg daarnaast het verhaal dat onder de joden verteld werd, en dat zijn toch de eerste ooggetuigen, over de wegname van
Jezus' lichaam door zijn volgelingen, en er ontstaat een samenhangend beeld met betrekking tot de opstanding van Jezus. Zijn
leerlingen hebben zijn lichaam weggenomen en het lege graf wordt vervolgens verbonden met het visioen van Maria Magdalena waarin ze
Jezus ontmoet. Ziedaar de verrijzenis van Jezus.
Spirituele interpretatie
Met Paulus en zijn uiteindelijke visie op Jezus is de opstanding tot centraal geloofsthema geworden, en dit beeld stamt van zo'n
dertig jaar na Jezus' dood. We mogen er op grond van bovenstaande historische overwegingen gerust vanuit gaan dat voor de eerste,
joodse, volgelingen de verrijzenis van Jezus een louter spirituele betekenis heeft gehad. Dit maakt de idee van 'opstanding'
overigens niet minder waardevol. Om deze spirituele wedergeboorte van de mens draait het immers in het leven.