HomePage Thomas Evangelie

De tekst (vertaler onbekend)


0 Dit zijn de geheime woorden, welke Jezus de Levende gesproken heeft en welke Didymus Judas Thomas heeft opgeschreven:  
1 En Hij sprak: "Wie de verklaring van deze woorden zal vinden, zal de dood niet smaken"  
2 Jezus sprak: "Laat hem die zoekt, zonder ophouden zoeken, totdat hij vindt. En als hij vindt, zal hij in verwarring raken, en als hij in verwarring geraakt is, zal hij zich verwonderen, en hij zal heersen over het Al."
3 Jezus sprak: "Als uw leiders zeggen: ziet, het Koninkrijk is in de hemel, dan zullen de vogelen des velds u voorgaan. Als zij zeggen: het is in de zee, dan zullen de vissen u voorgaan. Maar het Koninkrijk is binnen in u en buiten u."
Als gij uzelf zult kennen, dan zult gij gekend worden, en gij zult beseffen dat gij zonen van de levende Vader zijt. Als gij uzelf echter niet zult kennen, dan zijt gij in armoede, en gij zijt zelf die armoede."
4 Jezus sprak: "De grijsaard zal in zijn dagen niet aarzelen, een klein kind van 7 dagen naar de plaats des levens te vragen, en hij zal leven. Want vele eersten zullen de laatsten worden. En zij zullen één worden."
5 Jezus sprak: "Herken wat voor uw aangezicht is, en wat verborgen is voor u zal u duidelijk worden. Want niets is verborgen wat niet geopenbaard zal worden."
6 Zijn leerlingen ondervroegen Hem. Zij zeiden tot hem: "Wilt gij dat wij vasten? En hoe zullen wij bidden? Zullen wij aalmoezen geven? En wat zullen wij betreffende het eten in acht nemen?" Jezus sprak: "Vertel geen leugens En doe niet wat ge haat. Want alle dingen zijn duidelijk voor de Hemel. Er is immers niets wat verborgen is dat niet openbaar zal worden, en niets wat bedekt is dat ononthuld zal blijven."
7 Jezus sprak: "Zalig de leeuw die mens wordt als hij door de mens opgegeten wordt. En vervloekt is de mens die door de leeuw opgegeten wordt, en de mens zal leeuw worden."
8 En Hij sprak: "De mens is gelijk aan een verstandige visser die zijn net in zee wierp. Hij trok het op uit de zee, vol kleine vissen. Daartussen vond de verstandige visser een goede grote vis. Hij wierp al de kleine vissen terug in zee. Zonder aarzelen koos hij de grote vis. Wie oren heeft om te horen hij hore."
9 Jezus sprak: "Ziet, de zaaier ging naar buiten. Hij nam een hand vol zaad en strooide het uit. Sommige vielen op de weg. De vogels kwamen en verzamelden ze. Andere vielen op de rots, en zij schoten geen wortels in de aarde en maakten geen aren. En anderen vielen op de doornen. Zij verstikten het zaad, en de wormen vraten ze op. En anderen vielen op de goede aarde en zij leverden goede vrucht op. Zij droegen zestig per maat en honderdtwintig per maat."
10 En Jezus sprak: "Ik heb het vuur op aarde geworpen. En ziet, ik hoed het tot het opvlamt."
11 Jezus sprak: "Deze hemel zal vergaan, en de hemel daarboven zal vergaan. En de doden leven niet, en de levenden zullen niet sterven. In de dagen dat gij at wat dood is, maakte gij het tot iets wat leeft. Als gij tot het licht zult komen, wat zult gij dan doen? Toen gij één waart, werd gij tot twee. Als gij echter twee zijt, wat zult gij dan doen?"
12 De leerlingen zeiden tot Jezus: "Wij weten dat gij van ons weg zult gaan. Wie zal dan onze meester zijn?" Jezus sprak tot hen: "Waar ge ook bent, gij zult naar Jacobus de Rechtvaardige gaan, omwille van wie hemel en aarde zijn ontstaan."
13 Jezus sprak tot zijn leerlingen: "Vergelijkt mij met iemand en zeg mij op wie ik lijk." Simon Petrus zij tot hem: "Gij lijkt een rechtvaardige engel". Mattheus zei tot hem: "Gij lijkt een wijze filosoof ". Thomas zei tot hem: "Meester, mijn mond is geheel machteloos om te zeggen op wie gij lijkt". Jezus sprak: "Ik ben niet uw meester. Omdat gij gedronken hebt, hebt gij u aan de opborrelende bron bedwelmd, welke ik gewogen heb."
Toen nam hij hem, trok zich met hem terug en sprak drie woorden tot hem. Toen Thomas echter bij zijn gezellen kwam, vroegen zij hem: "Wat heeft Jezus gezegd?". Thomas zij hun: "Als ik u een van die woorden zeg, die hij mij gezegd heeft, zult gij stenen nemen en naar mij werpen. En vuur zal uit de stenen komen en u verbranden."
14 Jezus sprak tot hen: "Als gij vast, zult gij uzelf aanleiding geven tot zonde. En als gij bidt, zult gij veroordeeld worden. En als gij aalmoezen geeft, zult gij uw ziel kwaad doen. En als gij naar een of ander land gaat en in die streken rondtrekt, als men u ontvangt, eet wat men u zal voorzetten en geneest de zieken onder hen. Want wat in uw mond binnengaat, zal u niet verontreinigen. Wat echter uit de mond uitkomt, dat zal u verontreinigen."
15 Jezus sprak: "Als gij iemand ziet die niet uit een vrouw geboren is, werpt u dan op uw aangezicht neer en aanbidt hem. Hij is uw Vader."
16 Jezus sprak: "Wellicht denken de mensen dat ik gekomen ben om vrede op de wereld te werpen, en weten zij niet dat ik gekomen ben om tweespalt op aarde te werpen, vuur, zwaard en oorlog. Want er zullen er vijf in één huis zijn; drie zullen tegen twee zijn, de vader tegen de zoon en de zoon tegen de vader. En ze zullen daar alleen staan".
17 Jezus sprak: "Ik zal u geven wat geen oog gezien heeft, geen oor gehoord, en geen hand aangeraakt, en wat bij geen mens in de geest is opgekomen."
18 De leerlingen zeiden tot Jezus: "Zeg ons, hoe zal ons einde zijn?" Jezus sprak: "Hebt gij dan de aanvang ontdekt, dat gij naar het einde zoekt?. Waar het begin is, daar zal ook het einde zijn. Zalig degene die zich in het begin plaatst. Hij zal ook het einde kennen, en hij zal de dood niet smaken."
19 Jezus sprak: "Zalig wie is voor hij werd. Als gij mijn leerlingen wordt en luistert naar mijn woorden , zullen deze stenen u dienen. Want er zijn vijf bomen voor u in het paradijs die 's zomers en 's winters onverstoord blijven en wier bladeren nooit afvallen. Wie ze zal kennen zal de dood niet smaken."
20 De leerlingen zeiden tot Jezus: "Zeg ons, waarop lijkt het Koninkrijk der hemelen?" Hij sprak tot hen: "Het lijkt op een mosterdzaadje, het kleinste van alle zaadjes. Als het echter op bewerkte aarde valt, wordt het een grote plant en wordt een schuilplaats voor de vogelen des hemels."
21 Maria zei tot Jezus: "Waar lijken uw leerlingen op?" Jezus sprak: "Zij lijken op kinderen die zich op een veld ophouden dat hun niet toebehoort. Wanneer de eigenaren van het veld komen, zullen zij zeggen: 'Geef ons veld terug.' Zij kleden zich voor hen uit, opdat zij het hun laten en hun het veld geven. Daarom zeg ik u: als de heer des huizes weet dat de dief komt, zal hij waken voor hij gekomen is, en hem niet in het huis van zijn landgoed laten inbreken om zijn zaken weg te dragen. Gij echter, wees op je hoede tegenover de wereld. Bewapen u met grote kracht, opdat de rovers geen weg vinden om bij u te komen. Want de moeilijkheden die gij verwacht zullen uitkomen. Laat er onder u een verstandig man zijn. Toen het graan rijpte, kwam hij ijlings, met zijn sikkel in de hand, en oogstte het. Wie oren heeft om te horen, hij hore."
22 Jezus zag kinderen gezoogd worden. Hij sprak tot zijn leerlingen: "Deze zuigende kleinen zijn als diegenen die in het Koninkrijk binnengaan." Zij zeiden tot hem: "Zullen wij dan als kinderen het Koninkrijk binnengaan?" Jezus sprak tot hen: "Als gij de twee één maakt en als gij het inwendige gelijk het uitwendige maakt en het uitwendige gelijk het inwendige en het boven gelijk het ondere en als gij het mannelijke en het vrouwelijke één maakt, zodat het mannelijke niet mannelijke en het vrouwelijke niet vrouwelijk zij, en als gij ogen vormt in plaats van een oog, een hand in plaats van een hand, een voet in plaats van een voet, een gelijkenis in plaats van een gelijkenis, dan zult gij ingaan."
23 Jezus sprak: "Ik zal u uitkiezen, één uit duizend en twee uit tienduizend. En zij zullen daar staan als een eenling."
24 Zijn leerlingen zeiden: "Toon ons de plaats waar gij zijt. Want wij moeten daarnaar zoeken." Hij sprak tot hen: "Wie oren heeft om te horen, hore. Er is licht in een licht-mens en hij verlicht de hele wereld. Verlicht hij niet dan is er duisternis."
25 Jezus sprak: "Hebt uw broeder lief als je ziel. Waak over hem als de appel van uw oog."
26 Jezus sprak: "De splinter in het oog van uw broeder ziet gij, de balk echter in uw eigen oog ziet gij niet. Als gij de balk uit uw oog haalt, dan zult gij helder kunnen zien, om de splinter uit het oog van uw broeder te halen."
27 "Als gij niet vast ten opzichte van de wereld, zult gij het Koninkrijk niet vinden. Als gij de sabbat niet als sabbat houdt, zult gij de Vader niet zien."
28 Jezus sprak: "Ik nam plaats midden in de wereld en verscheen aan hen vleselijk. Ik vond ze allen dronken. Geen enkele onder hen vond ik dorstig, en mijn ziel leed smart over de zonen der mensen. Want blind zijn ze in hun hart en zij zien niet. Want leeg zijn zij in de wereld gekomen, en ook leeg zoeken zij de wereld te verlaten. Maar nu zijn zij dronken, als zij hun wijn opgeven, zullen zij zich bekeren."
29 Jezus sprak: "Als het lichaam omwille van de geest ontstaan is, is het een wonder. Als echter de geest omwille van het lichaam ontstaan is is het een wonder der wonderen. Ik verbaas mij er inderdaad over hoe deze grote rijkdom in deze armoe is komen wonen."
30 Jezus sprak: "Waar drie goden zijn, zijn zij goden. Waar er twee of een zijn, ben ik met hem."
31 Jezus sprak: "Geen profeet wordt aanvaard in zijn dorp. Geen arts geneest diegenen die hem kennen."
32 Jezus sprak: "Een stad die op een hoge berg gebouwd wordt en sterk is, kan niet vallen, noch zal hij verborgen kunnen zijn."
33 Jezus sprak: "Verkondig van de daken wat gij met uw oor zult horen. Want niemand ontsteekt een lamp en plaatst haar onder de korenmaat, noch zet hij haar op een verborgen plaats; veeleer zet hij haar op een kandelaar, opdat allen die binnenkomen en uitgaan, haar licht zullen zien."
34 Jezus sprak: "Als een blinde een blinde leidt, vallen zij beiden in een kuil."
35 Jezus sprak: "Niemand kan het huis van een sterke binnendringen en het met geweld innemen, tenzij hij zijn handen bindt. Dan zal hij zijn huis leegruimen."
36 Jezus sprak: "Weest niet van 's morgens tot 's avonds en van 's avonds tot 's morgens bezorgd over wat gij zult aantrekken."
37 Zijn leerlingen zeiden: "Op welke dag zult gij ons verschijnen? En op welke dag zullen wij u zien?" Jezus sprak: "Als gij u ontkleedt zonder u te schamen en als gij uw klederen neemt en ze als kleine kinderen onder uw voeten legt en er op zult treden, dan zult gij de Zoon van de Levende zien. En gij zult niet bevreesd zijn."
38 Jezus sprak: "Vele malen hebt gij ernaar verlangd deze woorden te horen die ik tot u spreek. En gij hebt niemand anders om ze van te horen. Er zullen dagen komen dat gij naar mij zult zoeken en mij niet vinden."
39 Jezus sprak: "De Farizeeën en de schriftgeleerden hebben de sleutelen van de Kennis genomen en ze verborgen. Zelf zijn zij niet binnengegaan, noch hebben zij hen die binnen willen gaan, toegelaten. Gij echter, weest slim als de slangen en argeloos als de duiven."
40 Jezus sprak: "Een wijnstok werd buiten de Vader geplant, en krachteloos zal hij met wortel en al uitgerukt worden en te gronde gaan."
41 Jezus sprak: "Wie iets in zijn hand heeft, hem zal meer gegeven worden. En wie niets heeft, hem zal ook het beetje ontnomen worden wat hij heeft."
42 Jezus sprak: "Wordt voorbijgaanden".
43 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Wie zijt gij dat gij deze dingen tot ons zegt?" Jezus sprak: "Begrijpt gij niet wie ik ben door datgene wat ik tot u zeg? Maar gij zijt als de joden geworden, want zij houden van de boom en haten zijn vrucht of houden van de vrucht en haten de boom".
44 Jezus sprak: "Wie de Vader zal lasteren, hem zal vergeven worden. En wie de Zoon zal lasteren, hem zal vergeven worden. Wie echter de Heilige Geest zal lasteren, hem zal noch op aarde noch in de hemel vergeven worden".
45 Jezus sprak: "Men plukt geen druiven van doornen en verzamelt geen vijgen van distels. Zij brengen geen vrucht voort. Een goede man brengt goede waren voort uit zijn voorraadschuur, Een slechte man haalt slechte zaken tevoorschijn uit zijn voorraadschuur, zijn hart, en hij spreekt kwaad. Want uit de overvloed van zijn hart haalt hij slechtheid tevoorschijn".
46 Jezus sprak: "Van Adam tot Johannes de Doper staat onder de uit vrouwen geborenen niemand hoger dan Johannes de Doper, opdat zijn ogen niet breken. Ik heb echter gezegd: wie onder u een kind zal worden, zal het Koninkrijk erkennen en zal groter dan Johannes worden".
47 Jezus sprak: "Een mens kan niet op twee paarden rijden of twee bogen spannen. En een knecht kan geen twee heren dienen; of hij zal de een eren en de andere smaden. Men drinkt nooit oude wijn en verlangt onmiddellijk nieuwe te drinken. Ook giet men geen nieuwe wijn in oude zakken, opdat zij niet barsten. En men giet geen oude wijn in een nieuwe zak, opdat hij hem niet bederve. Men naait geen oude lappen op een nieuw kleed, want er zal een scheur ontstaan".
48 Jezus sprak: "Als er twee in hetzelfde huis in vrede met elkander leven, dan zullen zij tot de berg zeggen: verplaats u, en hij zal zich verplaatsen".
49 Jezus sprak: "Zalig de eenlingen en de uitverkorenen, want zij zullen het Koninkrijk vinden. Daar gij daaruit zijt, en daarheen zult gij weerkeren".
50 Jezus sprak: "Als de mensen u zeggen: waar komt gij vandaan? zegt hun dan: wij zijn uit het licht gekomen, daar waar het licht uit zichzelf ontstaan is. Het stond en openbaarde zich in hun beeld. Als men tot u zegt: zijt gij het? zegt dan: wij zijn de kinderen van het licht en zijn de uitverkorenen van de Levende Vader. Als de mensen u vragen: wat is het teken van uw Vader in u? zegt hun dan: het is beweging en rust".
51 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Op welke dag zal de rust der doden intreden? En op welke dag komt de nieuwe wereld? Hij sprak tot hen:" Waar gij naar uitkijkt is reeds gekomen, maar gij herkent het niet".
52 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Vierentwintig profeten hebben in Israël gesproken en zij hebben allen in u gesproken." Hij sprak tot hen: "Gij hebt de levende onder u veronachtzaamd, en over de doden gesproken."
53 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Is de besnijdenis nuttig of niet?" Hij sprak tot hen:" Als de besnijdenis nuttig was, dan zouden hun vaderen hen besneden uit hun moeder verwekken. Maar de ware besnijdenis in de geest is volledig heilzaam geworden."
54 Jezus sprak: "Zalig de armen, want voor jullie is het Koninkrijk van de hemel."
55 Jezus sprak: "Wie zijn vader niet haat en zijn moeder, kan bij mij geen leerling zijn. En wie zijn broeders niet zal haten en zijn zusters en zijn kruis niet zal dragen op mijn wijze, zal mij niet waardig zijn."
56 Jezus sprak: "Wie de wereld heeft begrepen, heeft een lijk gevonden. En wie een lijk gevonden heeft, de wereld is hem niet waardig."
57 Jezus sprak: "Het Koninkrijk van de Vader is gelijk aan een man die (goed) zaad heeft. Zijn vijand kwam 's nachts en zaaide onkruid onder het goede zaad. De man liet hen het onkruid niet uitrukken. Hij zei tot hen: ik ben bang dat als jullie willen gaan om het onkruid uit te rukken en het graan samen daarmee zult uitrukken. Op de dag van de oogst zal het onkruid duidelijk zichtbaar zijn. En het zal uitgerukt en verbrand worden."
58 Jezus sprak: "Zalig de mens die geleden heeft en het leven gevonden heeft."
59 Jezus sprak: "Ziet naar de Levende, zolang gij leeft, opdat gij niet sterft en hem zoekt te zien, maar hem niet zult kunnen zien."
60 (Zij zagen ) een Samaritaan onderweg naar Judea een lam dragen. Hij sprak tot zijn leerlingen: "Waarom draagt hij het lam met zich mee?" Zij zeiden tot hem: "Om het te doden en op te eten." Hij sprak tot hen: "Zolang het leeft, zal hij het niet eten, maar alleen als hij het doodt en het een kadaver wordt." Zij zeiden: "Anders kan hij het niet doen." Hij sprak tot hen: "Zoekt ook gij u een plaats om te rusten, opdat gij geen kadaver wordt en opgegeten wordt."
61 Jezus sprak: "Twee zullen op één bed rusten, de een zal leven, de ander sterven."
Salome sprak: "Wie zijt gij, mens? Als uit een. Gij hebt mijn bed bestegen en van mijn tafel gegeten" Jezus sprak: "Ik ben Hij die bestaat uit de Onverdeelde. Mij werd gegeven wat van mijn Vader is." Salome sprak: "Ik ben uw leerlinge." Jezus sprak: "Daarom zeg ik: als hij onverdeeld is, zal hij vervuld worden van licht; als hij echter verdeeld is zal hij vervuld worden met duisternis."
62 Jezus sprak: "Ik zeg mijn geheimenissen aan diegenen die mijn geheimenissen waardig zijn. Laat uw rechterhand niet weten wat uw linkerhand doet."
63 Jezus sprak: "Een rijk man had vele goederen. Hij zei: ik zal mijn goederen benutten om te zaaien, te oogsten, te planten en mijn schuren met vrucht te vullen, opdat ik aan niets gebrek lijde. Dat was wat hij in zijn hart dacht. En die nacht stierf hij. Wie oren heeft om te horen, hij hore."
64 Jezus sprak: "Een man had gasten. En toen hij het maal bereid had, zond hij zijn knecht uit om de gasten uit te nodigen. Hij kwam bij de eerste en zei hem: mijn heer nodigt u uit. Hij zei: kooplieden zijn mij geld schuldig. Vanavond komen zij bij mij en ik zal ernaar toegaan en hen richtlijnen geven. Ik verzoek u, mij voor het maal te verontschuldigen. Hij kwam bij een andere en zei hem: mijn heer heeft u uitgenodigd. Hij zei hem: ik heb een huis gekocht en men vraagt mij om een dag. Ik zal geen tijd hebben. Hij kwam bij een andere en zei hem: mijn heer nodigt u uit. Hij zei hem: mijn vriend gaat trouwen en ik moet het maal inrichten. Ik zal niet kunnen komen. Ik verzoek u, mij voor het maal te verontschuldigen. Hij ging naar een andere en zei hem: mijn heer nodigt u uit. Hij zei hem: ik heb een dorp gekocht. Ik ga om pacht te innen. Ik zal niet kunnen komen. Ik verzoek u mij te verontschuldigen. De knecht kwam en zei tot zijn heer: zij die gij tot het maal hebt uitgenodigd, hebben verzocht hen te verontschuldigen. De heer zei tot zijn knecht: ga uit op de wegen en breng naar hier wie gij zult vinden, opdat zij het feestmaal houden. De zakenlieden en kooplieden zullen niet binnengaan in de Plaatsen van mijn Vader."
65 Hij sprak "Een goed man had een wijngaard. Hij gaf hem aan pachters opdat zij hem zouden bewerken en hij van hen zijn vrucht zou krijgen. Hij zond zijn knecht opdat de boeren hem de vrucht van zijn wijngaard zouden geven. Zij grepen de knecht, sloegen hem en het scheelde niet veel of zij hadden hem gedood. De knecht ging heen en zei het aan zijn heer. Zijn heer zei, wellicht herkenden zij hem niet, en hij zond een andere knecht. De pachters sloegen ook de andere. Toen zond de heer zijn zoon. Hij zei: wellicht hebben zij schroom voor mijn zoon. De pachters, die wisten dat hij de erfgenaam van de wijngaard was, grepen hem en doodden hem. Wie oren heeft om te horen, hij hore."
66 Jezus sprak: "Toon mij de steen, welke de bouwlieden verworpen hebben. Het is de hoeksteen."
67 Jezus sprak: "Wie gelooft dat het Al onvolkomen is, is zelf helemaal onvolkomen."
68 Jezus sprak: "Zalig zijt gij als men u haat en vervolgt. Waar gij ook vervolgd wordt, daar zullen zij geen plaats hebben."
69 Jezus sprak: "Zalig zijn zij die vervolgd worden in hun hart. Zij zijn het die de Vader waarlijk zullen kennen. Zalig zijn de hongerenden, want de buik van hen die verlangen zal gevuld worden."
70 Jezus sprak: "Dat wat gij in u hebt zal u redden als gij het uit uzelf voortbrengt. Wanneer gij dat wat gij in u hebt niet zult voortbrengen dan zal het u doden."
71 Jezus sprak: "Ik zal dit huis vernietigen en niemand zal in staat zijn het te herbouwen."
72 Iemand zei tot hem: "Zeg mijn broeders dat zij de bezittingen van mijn vader met mij delen." Hij sprak tot hem: "O mens, wie heeft Mij een verdeler gemaakt?" Hij wendde zich tot zijn leerlingen en sprak tot hen: "Ik ben toch geen verdeler?"
73 Jezus sprak: "De oogst is groot maar de arbeiders zijn weinig. Smeek de Heer daarom, dat hij arbeiders uitzendt naar de oogst."
74 Hij sprak: "O Heer, velen staan rond de drinkbak, maar er is niets in de put."
75 Jezus sprak: "Velen staan voor de deur. Maar het is de eenling die het bruidsvertrek zal ingaan."
76 Jezus sprak: "Het Koninkrijk is gelijk aan een koopman die een zending koopwaar heeft en die een parel ontdekte. De koopman was schrander. Hij verkocht de koopwaar en kocht de parel alleen voor hemzelf. Ook gij, zoekt zijn onvergankelijke, blijvende schat, waar geen mot bij komt om te vreten en geen worm vernietigt."
77 Jezus sprak: "Ik ben het die het licht boven allen is. Ik ben het die het Al is. Uit mij is het Al voortgekomen, en tot Mij spreidt het Al zich uit. Splijt een stuk hout, en ik ben daar. Hef de steen op, en je zult mij daar vinden."
78 Jezus sprak: "Waarom zijt gij naar buiten de woestijn in gegaan? Om het riet te zien dat door de wind bewogen wordt? Om een mens te zien die fijne kleren draagt, zoals uw koningen en grote mannen? Zij dragen fijne kleren en zij zijn onmachtig de waarheid te onderscheiden."
79 Een vrouw uit de menigte zei tot hem: "Zalig de schoot die u gedragen heeft. En de borsten die u gezoogd hebben." Hij sprak tot haar: "Zalig diegenen die het woord van de Vader gehoord hebben en het in waarheid bewaard hebben. Want er zullen dagen komen dat gij zegt: zalig de schoot die niet ontvangen heeft en de borsten die geen melk gegeven hebben."
80 Jezus sprak: "Wie de wereld herkend heeft, heeft het lichaam gevonden. Wie echter het lichaam heeft gevonden is groter dan de wereld."
81 Jezus sprak: "Laat hem die rijk geworden is koning zijn, en laat hem die macht heeft deze verzaken."
82 Jezus sprak: "Wie dicht bij mij is, is dicht bij het vuur. En wie ver van mij is, is ver van het Koninkrijk."
83 Jezus sprak: "De beelden openbaren zich aan de mensen, maar het licht in hen blijft verborgen in het beeld van het licht van de Vader. Hij zal geopenbaard worden, maar zijn beeld zal verborgen blijven door zijn licht."
84 Jezus sprak: "Als gij uw evenbeeld ziet, verheug u. Als gij echter uw beelden ziet die ontstaan zijn voor u, die noch sterven, noch openbaar worden, hoeveel zult gij kunnen verdragen?"
85 Jezus sprak: "Adam is ontstaan uit grote macht en grote rijkdom, maar hij werd u niet waardig. Immers was hij waardig geweest, hij zou de dood niet gesmaakt hebben."
86 Jezus sprak: "De vossen hebben hun holen, de vogels hebben hun nest. Maar de Mensenzoon heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen en te rusten."
87 "Ellendig is het lichaam dat zich verlaat op het lichaam en ellendig is de ziel die zich verlaat op deze beiden."
88 Jezus sprak: "De engelen en profeten zullen tot u komen en u geven wat gij al hebt. En ook gij, geeft hen wat in uw handen is en zeg tot uzelf: op welke dag zullen zij komen en nemen wat het hunne is?"
89 Jezus sprak: "Waarom wast gij de buitenzijde van de beker? Begrijpt gij niet dat hij die de binnenkant maakte dezelfde is die de buitenkant maakte?"
90 Jezus sprak: "Komt tot mij, want mijn juk is licht en mijn Heerschappij is mild. En gij zult rust vinden voor uzelf."
91 Zij zeiden tot hem: "Zeg ons wie gij zijt opdat wij in u geloven." Hij sprak tot hen: "Gij leest het gelaat van hemel en aarde. Er gij hebt niet degene die voor u is herkend. en gij weet niet dit moment te lezen."
92 Jezus sprak: "Zoekt en gij zult vinden. Maar waarover gij mij vroeg in eerder dagen en wat ik u toen niet verteld heb, daarover wil ik nu graag vertellen, maar u vraagt er niet naar."
93 "Geeft het Heilige niet aan de honden, opdat zij het niet op de mesthoop werpen. Werpt de paarlen niet voor de zwijnen opdat zij ze niet tot stukken vermalen."
94 Jezus sprak: "Wie zoekt zal vinden en wie klopt hij zal binnengelaten worden."
 
95 Jezus sprak: "Als je geld hebt, leen het niet uit tegen rente, maar geef het aan hem van wie je het niet terugkrijgt."
96 Jezus sprak: "Het Koninkrijk van de Vader is gelijk een zekere vrouw. Zij nam een weinig zuurdeeg, verborg het in het deeg en maakte er grote broden van. Wie oren heeft om te horen, hij hore."
97 Jezus sprak: "Het Koninkrijk van de Vader is gelijk een vrouw die een kruik vol meel draagt. Lopend op een weg, nog een eind van huis, brak het oor van de kruik en het meel stroomde achter haar op de weg. Zij merkte niets; zij had niet gemerkt dat er wat gebeurde. Toen ze thuis kwam zette ze de kruik neer en merkte dat hij leeg was."
98 Jezus sprak: "Het Koninkrijk van de Vader is als een man die een sterke man wil doden. Thuis trok hij het zwaard en stiet het in de muur, om zich er te van gewissen of zijn hand sterk zou zijn. Toen doodde hij de machtige."
99 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Uw broeders en uw moeder staan buiten". Hij sprak tot hen: "Deze hier die de wil van mijn Vader doen, dat zijn mijn broeders en mijn moeder. Zij zijn het die het Koninkrijk van mijn Vader zullen ingaan."
100 Zij toonden Jezus een goudstuk en zeiden tot hem: "De mannen van de keizer vragen belastingen van ons." Hij sprak tot hen: "Geef de keizer wat de keizer toebehoort, geef God wat God toebehoort en geef Mij wat Mijn is."
101 "Wie zijn vader niet zal haten en zijn moeder, zoals Ik doe, kan geen leerling van mij worden. En wie niet zijn vader en moeder liefheeft, zoals ik doe, kan geen leerling van Mij worden. Want mijn moeder gaf mij leugens, maar mijn echte moeder gaf mij het leven."
102 Jezus sprak: "Wee de Farizeeën. Zij zijn gelijk een hond die op de ossenkrib ligt. Zelf eet hij niet, noch laat hij de ossen eten."
103 Jezus sprak: "Zalig de man die weet langs welke weg de rovers binnenkomen, opdat hij kan opstaan, zijn landgoed inspecteren en zich bewapenen voor zij binnendringen."
104 Zij zeiden tot hem: "Kom, laat ons vandaag bidden en vasten." Jezus sprak: "Welke zonde heb ik dan begaan of waarin ben ik bezweken? Maar als de bruidegom het bruidsvertrek verlaat, dan moeten zij vasten en bidden."
105 Jezus sprak: "Hij die de vader en de moeder kent, die zal men hoerenzoon noemen."
106 Jezus sprak: "Wanneer gij de twee een maakt zult gij mensenzonen worden, en wanneer gij zegt: berg verplaats u, zal hij zich verplaatsen."
107 Jezus sprak: "Het Koninkrijk is gelijk aan een herder die honderd schapen heeft. Een onder hen liep verloren - het was de grootste. Hij liet de negenennegentig achter en zocht die ene tot hij het vond. Toen hij zich zo had uitgesloofd zei hij tot het schaap: ik houd meer van jou dan die negenennegentig."
108 Jezus sprak: "Wie van mijn mond zal drinken zal worden als ik. Ik zal zelf worden als hij en de dingen die verborgen waren zullen hem geopenbaard worden."
109 Jezus sprak: "Het Koninkrijk is als een man die op zijn akker een verborgen schat had, wat hij niet wist. En hij stierf en liet hem achter aan zijn zoon. De zoon wist niets van de schat. Hij erfde de akker en verkocht hem. En hij die hem kocht ging ploegen en vond de schat. Hij begon geld uit te geven tegen rente aan wie hij wilde."
110 Jezus sprak: "Wie de wereld gevonden heeft en rijk geworden is, laat hem de wereld verzaken."
111 Jezus sprak: "De hemelen en de aarde zullen in uw aanwezigheid opgerold worden. En degene die leeft van de Levende zal de dood niet zien." Zegt Jezus niet: "Wie zichzelf vindt is groter dan de wereld?"
112 Jezus sprak: "Wee het vlees dat aan de ziel hangt, wee de ziel die aan het vlees hangt."
113 Zijn leerlingen zeiden tot hem: "Wanneer zal het Koninkrijk komen?" Jezus sprak: "Het komt niet als je er op gaat wachten. Het is geen kwestie van zeggen 'Hier is het' of 'Daar is het'. Integendeel, het Koninkrijk van de Vader is uitgespreid op de aarde en de mensen zien het niet."
114 Simon Petrus zei tot hem: "Laat Maria van ons weggaan, want de vrouwen zijn het Leven niet waardig." Jezus sprak: "Ziet, ik zal haar leiden en haar tot man maken, opdat zij ook een levende geest worde, gelijk u mannen. Want iedere vrouw die zichzelf mannelijk zal maken zal het Koninkrijk der Hemelen ingaan."
Terug naar de HomePage van het Thomas Evangelie